Martin
van Bruinessen
Hoewel hun nationale bewustzijn alleen maar is gegroeid, zijn
de Koerden in cultureel, religieus en taalkundig opzicht een
verdeeld volk.
IEDERE BURGER van Turkije, zegt de grondwet in artikel 66, is
een Turk. De enige minderheden die de wet erkent, en die dus
iets minder Turks zijn dan de rest, zijn de christenen en joden.
De culturele rechten van minderheden beperken zich tot 3 joodse,
26 Armeense en 15 Grieks-orthodoxe scholen en een vijftal
kranten. Hoe weinig benijdenswaardig de positie van deze
religieuze minderheden ook is, voor de Turkse politieke elite is
het desondanks een vernederende herinnering aan het verdrag van
Lausanne (1923), waarbij Engeland en Frankrijk Turkije dwongen
hun een beschermde status te verlenen. Bemoeienis van Europa met
andere culturele minderheden in Turkije wordt nog steeds als een
vijandige vorm van interventie ervaren. Zo hield Turkije de Hoge
Commissaris voor de Minderheden van de OVSE voor dat zijn
mandaat zich niet uitstrekt tot de Koerden: dat was een probleem
van terrorisme.
In De Stammen van het Oosten en het Imperialisme (1975) poogt
de auteur Mahmut Risvanoglu zelfs aan te tonen dat het de
Russische en Britse imperialisten geweest zijn die voor het
eerst de idee verbreid hebben dat er zoiets als een Koerdisch
volk zou bestaan. Turkijes Koerdische kwestie en, zo men wil, de
Koerdische identiteit zelf zijn volgens hem slechts een creatie
van het imperialisme, uitgevonden met de bedoeling verdeeldheid
te zaaien binnen de Turkse natie en deze zo te verzwakken.
Risvanoglu meent dat de zogenaamde Koerden eigenlijk gewoon
Turken zijn, qua taal, qua ras en qua geschiedenis.
Toch snijden zijn argumenten voor de rol van de imperialisten
in de schepping van een Koerdisch zelfbewustzijn wel hout.
Enkele van de eerste Koerdische teksten die ooit werden
gepubliceerd waren geschreven op initiatief van de Russische
consuls Jaba (in Erzurum, midden vorige eeuw) en Nikitine (in
Urmia, begin deze eeuw). Ook het eerste Koerdische woordenboek
werd door Jaba gecompileerd. Er bestond voordien wel een
geschreven Koerdische literatuur, maar die circuleerde alleen in
manuscript en was onbekend buiten Koerdistan; een deel daarvan
werd eveneens voor het eerst in Rusland of de Sovjet-Unie
gedrukt.
Het duurde tot in de jaren negentig voor in Turkije de wet
buiten werking werd gesteld die publicaties in het Koerdisch en
andere minderheidstalen had tegengehouden. Er mocht bijvoorbeeld
in de pers nu openlijk over Koerden worden geschreven. Culturele
rechten (om nog te zwijgen van politieke rechten) worden de
Koerden evenwel nog steeds ontzegd. Het argument was en is dat
er geen gemeenschappelijke Koerdische cultuur bestaat en dat de
Koerden bijvoorbeeld een groot aantal onderling niet
verstaanbare dialecten spreken.
De culturele diversiteit van de Koerden is een ontegenzeglijk
feit. In Turkije alleen al wordt naast het eigenlijke Koerdisch
(Kurmandji) de verwante taal (of dialect) Zaza gesproken; in
Irak en Iran naast enig Kurmandji voornamelijk zuidelijke
Koerdische (Sorani) dialecten en het daarvan weer sterk
verschillende Gurani. Deze vier dialectgroepen zijn niet zonder
meer onderling verstaanbaar (al kunnen Kurmandji en Sorani door
sprekers van andere dialecten in korte tijd worden geleerd). In
Irak is er bovendien een correlatie tussen dialect en politieke
voorkeur. Barzani's KDP is sterk in Kurmandji-sprekende
gebieden, terwijl de PUK van Talabani een partij van
Sorani-sprekers is. Sinds de opdeling van Koerdistan tussen
Iran, Irak, Turkije en Syrië is de diversiteit nog toegenomen
door de invloed van de officiële staatstalen, zodat
Kurmandji-sprekers uit Turkije en Irak nu moeite hebben elkaar
te verstaan. Veel Turkse Koerden drukken zich gemakkelijker uit
in het Turks dan in hun moedertaal.
Ook religie lijkt de Koerden eerder te verdelen dan te
verenigen. Soennitische Koerden vormen de meerderheid, maar in
Turkije is er een grote, regionaal geconcentreerde minderheid
(zo'n 20 procent) van heterodoxe alevieten. In Zuid-Koerdistan
leven vergelijkbare heterodoxe minderheden. De betrekkingen
tussen de soennieten en deze minderheden zijn vaak zeer vijandig
geweest. Over en weer bestaat nog steeds wantrouwen. De
bekendste religieuze Koerdische minderheid zijn de yezidi's,
vroeger ook wel 'duivelaanbidders' genoemd. De yezidi's van
Turkije, die zich er religieus vervolgd voelen, zijn vrijwel
allemaal uitgeweken naar Duitsland. Sinds kort zien veel
yezidi's zichzelf als een apart volk, verschillend van de
islamitische Koerden. Andere yezidi's spelen echter een
prominente rol als Koerdische nationalisten.
Ondanks de grote diversiteit heeft er altijd wel degelijk een
besef van eenheid bestaan. Turkse, Arabische en Koerdische
auteurs hebben in het verleden al deze verschillende groepen
zonder onderscheid Koerden genoemd. De eerste Koerdische krant
(Koerdistan, verschijnend in Cairo sinds 1898) werd door
sprekers van verschillende dialecten gelezen, zoals uit
ingezonden brieven blijkt. De Koerdische vereniging die direct
na de Eerste Wereldoorlog in Istanbul werd opgericht had leden
die zowel uit het toekomstige Iraakse als uit het noordelijke
deel van Koerdistan afkomstig waren, alevieten zowel als
soennieten, sprekers van uiteenlopende dialecten.
Ook Turkse beleidsmakers hebben lange tijd grote
belangstelling aan de dag gelegd voor de culturele
heterogeniteit van de Koerden. De verwachting was dat die
verscheidenheid de assimilatie zou kunnen vergemakkelijken. De
alevieten, in wier eredienst Turkse gedichten een rol spelen,
zouden op hun beurt gemakkelijker te overtuigen moeten zijn van
hun Turkse oorsprong, én wegens oude conflicten met hun
soennitische buren afstand van de Koerdische identiteit willen
doen. De Zaza-sprekers, van wie een groot deel trouwens tevens
aleviet is, vormden een andere favoriete doelgroep. Een van de
theoretici van de 'etnopolitiek' (zoals hij dat zelf noemde),
Hasan Resit Tankut, stelde in 1961 nog voor een 50 kilometer
brede, door Turkse kolonisten te bevolken corridor aan te leggen
tussen de sprekers van Zaza en Kurmandji, om te voorkomen dat
die verder naar elkaar toe zouden groeien en om beider
integratie in de Turkse cultuur te bespoedigen. De opkomst van
een sterk alevitisch zelfbewustzijn en een nieuw
Zaza-nationalisme, tegen het eind van de jaren tachtig, werd
verwelkomd als een bondgenoot tegen de Koerdische
vrijheidsstrijd (en kreeg spoedig discrete ondersteuning van
officiële zijde). 'Alevistan' en 'Zazaistan', twee termen zonder
historisch precedent, werden in stelling gebracht tegen het
subversieve begrip 'Koerdistan'.
Na ruim 15 jaar van guerrillaoorlog tussen de Koerdische
Arbeiders Partij (PKK) en het Turkse veiligheidsleger in
Zuidoost-Turkije is de PKK militair ernstig verzwakt, maar is
het Koerdisch zelfbewustzijn alleen maar sterker geworden.
Twintig jaar geleden verklaarde de PKK dat de Koerden alleen een
nationaal bewustzijn zouden ontwikkelen als ze zich bewuster
werden van hun gekoloniseerde positie als gevolg van toenemende
repressie door de Turkse staat, die door de guerrilla-oorlog
immers zichtbaar en tastbaar werd. Dit doelbewuste beleid van de
PKK, de staat tot repressie te provoceren, lijkt te hebben
gewerkt. Maar de prijs was hoog: de verwoesting van een groot
deel van de traditionele Koerdische maatschappij in Turkije.
Dat groeiende Koerdische bewustzijn is de reden dat ook veel
Koerden die zeer kritisch tegenover de PKK staan, zich
persoonlijk betrokken voelen bij het proces tegen
PKK-leider-Öcalan, dat zij als een proces tegen de Koerden als
geheel ervaren. De oprichting onlangs van het Koerdische
Nationale Congres, een initiatief van de PKK, liet eveneens zien
hoezeer de Koerden het belang erkennen om in deze voor hen
moeilijke dagen de rijen zoveel mogelijk te sluiten. Tal van
vooraanstaande personen uit Iraaks, Iraans en Turks Koerdistan,
van wie velen nooit eerder met de PKK geassocieerd waren, gaven
acte de présence.
Ongeveer tezelfdertijd stuurde het Turkse ministerie van
binnenlandse zaken aan alle nationale Turkse krantenredacties
een lijst met termen die niet meer gebruikt mochten worden en de
voorgestelde alternatieven. In plaats van 'Koerdische opstand'
of 'Koerdische afscheidingsbeweging' moet over 'terroristische
acties' worden gesproken. Leden van het Koerdische Parlement in
Ballingschap moeten worden omschreven als 'leden van een
terroristische organisatie' en de Koerdische vlag is 'een
symbool van een terroristische organisatie'.
Prof.dr. M.M. van Bruinessen is hoogleraar Arabische,
Perzische en Turkse talen aan de Universiteit Utrecht.
Home
|